ge` woon – te – dier het -woord gewoontedieren schertsend iem. die slaafs vasthoudt aan wat vanouds gebruikelijk is: de mens is een gewoontedier
De wekker om kwart over zeven, douchen, tijdens het ontbijt het journaal aan, tanden poetsen en om tien over acht de deur uit op weg naar de tram. Op de tijd na is hier nog weinig aan veranderd. Maar wat hierna komt, dat is er niet meer…
Aangekomen op het station loop ik bovenlangs naar de bushalte toe. Ik kruis veel mensen in de stationshal, probeer ze te ontwijken, en loop via de bloemenwinkel naar de trap. Ik kijk hoe ik het snelste beneden kan komen (via de trap of roltrap) en probeer aan de loopkant van de roltrap mijn weg te vinden. Uiteraard met de nodige ‘Sorry, mag ik erlangs?’ zodat ik misschien net die bus eerder kan halen. Ik heb een ruime overstaptijd en geniet van de diversiteit aan mensen die voorbij komt, inclusief een aantal rennende dames op hoge hakken. Twintig minuten later ben ik in Bunnik, stap ik uit en al lopende kijk ik wanneer ik de weg over kan steken. Trapje op, pasje door de gleuf, ik ben gearriveerd op het kantoor van Alzheimer Nederland. Ik schuif mijn naambordje op ‘aanwezig’, pak de linkergang en zeg kamer voor kamer gedag, totdat ik helemaal aan het einde ben. Ik zet mijn tas neer, doe de computer aan en het eerste wat daarna standaard volgt is een kop thee halen in de kantine.
Inmiddels ben ik van baan veranderd. Van Bunnik naar Den Haag, van gezondheidszorg naar wetenschap en van 55 collega’s naar 5. En dan pas merk je hoe je vast houdt aan bepaalde gewoontes. Omdat het nou eenmaal makkelijk is, het gaat op de automatische piloot en je hoeft er niet meer bij na te denken.
Het gewoontedier is er even niet meer. Een nieuwe baan betekent opnieuw uitvinden wat voor mij werkt. Ik kan met de fiets of met de tram naar het station, en bij die laatste kan ik kiezen uit twee haltes. Er gaan vier treinen in het uur, waarvan twee druk en twee minder druk (zitplek!), de één op spoor 14 en de ander op 18. Afhankelijk van mijn halte is de één verder lopen dan de ander, de ene route in een grote kudde mensen, de andere buiten langs. En alsof ik mijn hersens dan nog niet genoeg gekraakt heb, vervolgt mijn reis zich op Den Haag Centraal waar ik metro drie, vier of de Randstadrail kan nemen. Tien minuten lopen, ik ga het pand binnen, zeg gedag tegen de dames van de balie (nieuwe gezichten, of had ik hen al de hand geschud?) en loop de gang in naar het kantoor et cetera, et cetera.
De mens is een gewoontedier, maar eigenlijk merk je daar pas wat van als je die gewoontes moet veranderen. Dan kost het energie om je weg te vinden, wat je tegelijkertijd ook wel nieuwsgierig maakt naar hoe je dag eruit zal gaan zien. Ik denk dat het goed is om zo af en toe je gewoontes te doorbreken. Neem eens een andere route naar je werk, verander de volgorde van je entree of deel je bureau anders in. Wie weet krijg je er nieuwe energie en nieuwe ideeën van, die je kunnen helpen je werk nog beter te doen. De komende tijd ga ik aan de slag met mijzelf nieuwe gewoontes aanleren 😉