Naar het zuiden
Na vier uur met een redelijk luxe bus en nog eens anderhalf uur met een hobbelbus kwamen we aan in Vilcabamba. Het reizen met de bus laat altijd veel van een land zien, maar na zoveel uur in een bus in Ecuador waren we de slingerwegen wel zat aan het worden…
We vonden Banos al klein, maar Vilcabamba is pas echt een minidorp. Alles concentreert zich rondom de kerk en bijbehorende plaza. Maar een paar straten zijn verhard. Wij hadden een ‘river cabin’ geboekt in het natuurreservaat Rumi Wilco. Niet wetende dat we minstens tien minuten met onze bagage door het reservaat moesten sjouwen. En elke wandeling van onze accommodatie naar de kerk ons 25 minuten kost. Maar, onze cabin is geweldig. Een houten hutje op palen midden in de natuur, we horen vogels, krekels en de stromende rivier. En ’s avonds zien we vuurvliegjes en een heldere sterrenhemel. Voor hetzelfde bedrag als alle hostels tot nu toe (zo’n €30 per nacht). De spinnen krijgen we er ook gratis bij, dus ik check de badkamer grondig voor ik erin ga en heb een klamboe opgehangen om me ’s nachts iets veiliger te voelen. En het weer is hier ineens ook een stuk beter, droog, zonnig en zo’n 30 graden.
Paardrijden naar Podocarpus
De eerste dag hebben we een paardrijrit van 6 uur gemaakt naar het natuurreservaat Podocarpus. Wilson was onze Spaanstalige gids, inmiddels kunnen we met ons basis Spaans en handen en voeten al best wat gesprekjes voeren. De paardjes zagen er goed verzorgd uit. We stegen op en ze hadden er zin in! In een drafje en kort galopje reden we het dorp uit, hoefijzers kletterden over de weg. Toen we bij de eerste berg kwamen was de snelheid gelijk een stuk langzamer. Zigzaggend, via een smal paadje met modder, keien en zelfs soms rotsen, gingen we omhoog. Bij de eerste pauzeplek stonden de paarden behoorlijk te pompen, zoals ik dat noem (zwaar in en uit ademen). Daarna verder, het pad bleef bijna overal smal en ging omhoog of omlaag. Met regelmatig een diepe afgrond ernaast. Vlinders in verschillende kleuren en groottes fladderden om ons heen. De paarden keken goed waar ze hun hoeven neer konden zetten, heel af en toe bij veel modder of een rots gleden ze iets uit. Eenmaal in Podocarpus lieten we de paarden rusten en liepen zelf een stukje, om op een prachtig plekje bij de rivier te lunchen. Witte bolletjes met guacamole en een mengsel met vis. Lekker! Toen keerden we weer dezelfde route terug, maar er was onverwachts nog een stop op de route. We lieten de paarden weer achter en klauterden een heel stuk naar beneden, waar we beloond werden met een prachtige waterval. Tijl heeft er zelfs nog onder gestaan! Toen via dezelfde route terug naar het dorp, en je zou denken dat de paarden moe waren… Maar elk stukje omhoog ging in volle galop. Eenmaal terug werden eerst de paarden verzorgd (afgezadeld, eten, drinken) voordat wij konden betalen en gedag zeggen. En zo hoort het ook. Fijn om te zien dat er zo goed wordt gezorgd voor deze dieren. Wij genoten bij de kerk van een vers sapje, regelden een lokale vlucht voor vrijdag om niet nog eens tien uur in de bus te hoeven zitten (echt bijzonder dat in dit kleine dorp een kantoortje van vliegtuigmaatschappij TAME zit!), kochten ingrediënten voor het avondeten en liepen de 25 minuten terug naar ons huisje op palen. We waren kapot, en de zelf gemaakte spaghetti smaakte dan ook ontzettend goed! We gingen op tijd naar bed en sliepen tot half elf.
Rustig (was)dagje
We werden beiden wakker met beurse plekken aan de binnenkant bovenbenen, waarschijnlijk van het zadel. Ik heb ook beurse kuiten van de beugelriemen en Tijl heeft spierpijn. Vandaag hebben we een wasje gedaan en geluncht bij de kerk. Ook moesten we wat papierwerk regelen bij een internetzaakje. We kochten nog wat fruit voor de volgende ochtend, spraken nog even met de vriendelijke eigenaren van onze accommodatie, aten het tweede deel van de spaghetti op en gingen slapen.
Rumi Wilco
We konden natuurlijk niet weggaan zonder het natuurreservaat te verkennen waarin we verbleven. Dus we stonden vroeg op, ontbeten met een vers sapje van ananas en banaan, aten een avocado en een minicakeje en gingen op pad. De route bestond uit vier delen: een geul, helling, kam én hoofdpad onderaan de berg. Ik dacht dat we gingen wandelen maar het was eigenlijk meer klauteren. Heerlijk met hoogtevrees… Wel veel beestjes en plantjes gezien, en er stonden bij veel planten bordjes met de naam erbij. Ook een mooi uitzicht over het dorp gehad. Na 2,5 uur waren we weer terug, hebben het zweet van ons afgedoucht, tien minuten met onze bagage gesleept om vervolgens met een taxi anderhalf uur te rijden naar het vliegveld van Loja (had ik al gezegd dat we de bus zat waren?). Het vliegveld was superklein en we vlogen in een propellervliegtuigje, die zelfs te vroeg vertrok. Nu slapen we 1 nachtje in Guayaquil, om morgenochtend het vliegtuig naar de Galapagos eilanden te pakken. Op naar deel 2 van onze huwelijksreis
6 pings